Categorie: blog

Welke jongeren zijn ‘kwetsbaar’ en waarom? COVID-19 biedt inzicht…

De literatuur laat zien dat het gewicht van jongeren met name toe lijkt te nemen bij jongeren met een pre-COVID-19 ‘kwetsbaarheid’, oftewel, bij jongeren met overgewicht.1 Hetzelfde lijkt te gelden voor specifieke aspecten van de mentale gezondheid van adolescenten. Ook daar verslechteren veelal juist dié adolescenten die voorheen al tot een verhoogde risicogroep behoorden, zoals jongeren met verhoogde depressieve problematiek of ADHD.2-4 Onderzoekers proberen nu (nog) meer inzicht te verkrijgen in de vraag waarom sommige jongeren kwetsbaarder en anderen juist weerbaarder zijn tijdens de COVID-19 situatie. Laatst hoorde ik iemand zeggen: “We zijn wel klaar met het COVID-19 sociaal-emotioneel gerelateerde onderzoek en we weten wel genoeg.” Is dat zo? 

In pre-COVID-19 longitudinaal onderzoek naar de ontwikkeling van mentaal welbevinden van jongeren proberen onderzoekers vaak inzicht te verkrijgen in de causale volgorde van sociaal-emotionele relaties over tijd. De COVID-19 situatie is een groot sociaal experiment waarbij diverse belangrijke sociale voorspellers van welbevinden (tijdelijk) zijn gemanipuleerd. Als we als onderzoekers goed in kaart brengen welke (sociale) manipulaties hebben plaatsgevonden, dan biedt deze periode van onderzoek dus een unieke context voor sociaal-emotioneel onderzoek, met ook implicaties voor het post-COVID-19 tijdperk.

Uit COVID-19 onderzoek tot nu toe blijkt dat ouders een belangrijke rol spelen in het emotioneel welbevinden van hun adolescente kinderen. Zo zijn bijvoorbeeld meer conflicten met ouders en minder steun factoren die vooraf gaan aan een toename in mentale problematiek bij jongeren tijdens de COVID-19 situatie, terwijl positieve ouder-kind discussies mentaal welbevinden juist lijken te bevorderen.5,6 Het is belangrijk om te begrijpen wat er tijdens dergelijke ouder-kind interacties precies plaatsvindt en hoe we hier beter op kunnen ingrijpen. De ‘Experience Sampling Method’ (ESM) is een intensieve longitudinale data verzameling techniek die hier meer inzicht in kan geven doordat ouders en kinderen veelvuldig op meerdere momenten per dag korte vragen (per app) invullen. Daarom starten we binnenkort binnen het ‘G(V)OED voor elkaar’ onderzoeksproject met een ESM studie.

Zijn we dus klaar met het sociaal-emotioneel gerelateerde COVID-19 onderzoek? Ik denk van niet. We kunnen nog veel van deze periode leren. Zeker ook over bijvoorbeeld het functioneren en welbevinden van jongeren met overgewicht die zoals eerder benoemd een groter risico lopen op meer gewichtstoename ten gevolge van COVID-19 en daardoor vermoedelijk weer een toename in mentale problematiek zullen ervaren.7 Het is belangrijk is dat we meer inzicht krijgen in hoe we deze jongeren kunnen helpen. Ook hier kan COVID-gerelateerd onderzoek meer inzicht geven in de rol van ouders en de thuiscontext. Deze inzichten zijn belangrijk omdat ze de basis kunnen vormen voor de verdere ontwikkeling van creatieve en gepersonaliseerde interventies die meer oog hebben voor vermoedelijk veelal onbewuste en automatische patronen binnen de (sociale) gezinscontext.

Deze blog werd geschreven door Junilla Larsen (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Khan MA, Menon P, Govender R, Samra A, Nauman J, Ostlundh L, Mustafa H, Allaham KK, Smith JE, Al Kaabi JM: Systematic review of the effects of pandemic confinements on body weight and their determinants. Brit J Nutr 2021:1-74.
2. Singh S, Roy MD, Sinha CPTMK, Parveen CPTMS, Sharma CPTG, Joshi CPTG: Impact of COVID-19 and lockdown on mental health of children and adolescents: A narrative review with recommendations. Psychiatry Res 2020:113429.
3. Bendau A, Kunas SL, Wyka S, Petzold MB, Plag J, Asselmann E, Ströhle A: Longitudinal changes of anxiety and depressive symptoms during the COVID-19 pandemic in Germany: The role of pre-existing anxiety, depressive, and other mental disorders. Journal of anxiety disorders 2021, 79:102377.
4. Breaux R, Dvorsky MR, Marsh NP, Green CD, Cash AR, Shroff DM, Buchen N, Langberg JM, Becker SP: Prospective impact of COVID‐19 on mental health functioning in adolescents with and without ADHD: protective role of emotion regulation abilities. J Child Psychol Psychiatry 2021.
5. Jones EA, Mitra AK, Bhuiyan AR: Impact of COVID-19 on Mental Health in Adolescents: A Systematic Review. Int J Environ Res Public Health 2021, 18(5):2470.
6. Magson NR, Freeman JY, Rapee RM, Richardson CE, Oar EL, Fardouly J: Risk and protective factors for prospective changes in adolescent mental health during the COVID-19 pandemic. J Youth Adolesc 2021, 50(1):44-57.
7.  Van den Broek N, Treur JL, Larsen JK, Verhagen M, Verweij KJ, Vink JM: Causal associations between body mass index and mental health: a Mendelian randomisation study. J Epidemiol Community Health 2018, 72(8):708-710.

Beste student: Blijf jij rookvrij op 31 mei?

Op 31 mei is het Wereld Niet Roken Dag. Deze dag is in 1987 door de World Health Organization in het leven geroepen om aandacht te schenken aan de gevaren van roken.1 Wereldwijd worden rokers aangemoedigd om (ten minste één dag) te stoppen met roken.2 Inmiddels zijn we 34 jaar verder en kunnen we deze dag nog niet afschaffen. Roken is nog steeds doodsoorzaak nummer 1 als je kijkt naar vermijdbare risico’s. Zware rokers verliezen gemiddeld 13 levensjaren, matige rokers 9 en lichtere rokers 5.3

In onderzoek naar roken gaat er niet vaak aandacht uit naar studenten. Maar juist nu, tijdens de coronacrisis, lijkt dit wel extra belangrijk. Om een indruk te geven van de cijfers heb ik gebruik gemaakt van een dataset die in het kader van een Internationale studie4 in mei 2020 verzameld is bij studenten van Nederlandse universiteiten en HBOs.a

Hoeveel studenten roken er eigenlijk?
Voor de coronacrisis rookte zo’n 12,1% van de studenten wekelijks (5,6%) of dagelijks (6,5%). Dat is 1 op de 8 studenten. Tijdens de eerste lockdown in mei 2020 rapporteert 11,6% van de studenten wekelijks (4,2%) of dagelijks (7,5%) te roken. 

Als we de situatie voor en tijdens de lockdown vergelijken dan blijkt dat 2,7% van de studenten  gestopt is met roken in de eerste lockdown, terwijl 2,3% aangeeft juist begonnen te zijn. Daarnaast was 9,4% van de studenten zowel voor als tijdens de corona crisis een roker en de rest (85,6%) een niet-roker. Het onderscheid in deze subgroepen is belangrijk. Voorlopige analyses laten namelijk zien dat juist de studenten die begonnen zijn met roken én de studenten die zijn blijven roken rapporteren dat hun werkdruk is toegenomen tijdens de coronacrisis, dat ze meer financiële zorgen hadden en dat ze meer verveeld waren dan andere (niet-rokende) studenten (zie figuur en voetnoot b). 

Zijn rokende studenten door de coronacrisis méér gaan roken?
Het antwoord is: ja. De studenten rookten voor de coronacrisis gemiddeld 6,7 sigaret per dag, en tijdens de eerste lockdown was dat 8,0 sigaret per dag.c Ongeveer 40% van de rokende studenten is evenveel blijven roken (-1 tot +1 sigaret per dag) terwijl 43,7% meer is gaan roken. Deze laatste groep is gemiddeld 5 sigaretten per dag meer gaan roken (van 6,3 naar 11,3).

Het Trimbos instituut concludeerde op basis van hun leefstijlmonitor: “mensen die blijven roken tijdens de coronacrisis, roken meer”.5 Uit ons onderzoek blijkt dat dit ook geldt voor studenten. Verder liet het Trimbos onderzoek zien dat rokers tijdens de coronacrisis vooral meer roken uit verveling of door stress.5 Dit lijkt ook van toepassing te zijn voor studenten. 

Stoppen met roken levert op elke leeftijd nog gezondheidswinst op. Ex-rokers die vóór hun 35e stoppen, hebben dezelfde levensverwachting als levenslange niet-rokers. Voor veel mensen is stoppen met roken een grote en moeilijke stap, maar misschien lukt het om te beginnen met 1 dag niet roken? Daarom mijn oproep voor studenten, en ook voor iedereen die geen student is: blijf jij 31 mei rookvrij? Al binnen 1 dag zijn er merkbare effecten (zie figuur). Kijk voor tips op https://www.ikstopnu.nl/31-mei-wereld-niet-roken-dag/

Deze blog werd geschreven door Jacqueline Vink (hoogleraar bij het Behavioural Science Institute, RU) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet. 

Met dank aan
De Nederlandse instellingen die mee hebben gedaan (met tussen haakjes de contactpersonen): Radboud Universiteit (Ellen Verbakel, Jacqueline Vink), In Holland (Rutger Kappe), Universiteit van Amsterdam (Claudia van der Heijde, Peter Vonk), Universiteit Maastricht (Anke Oenema), Wageningen Universiteit (Door van der Sloot), Universiteit Groningen, en nog een aantal onderwijsinstellingen met < 50 deelnemers.

Voetnoten
Er is een selectie gemaakt van studenten tussen de 17 en 28 jaar die de vragenlijst tot het einde afgemaakt hebben (N=10,600; gemiddelde leeftijd 21,8 jaar (SD 2,4); 29,0% man, 70,2% vrouw, 0,7% anders). Voor meer info over de dataset of over deze resultaten, mail naar: jacqueline.vink@ru.nl
Werkdruk: werkdruk studie toegenomen sinds coronacrisis? (1=sterk mee oneens, 5=sterk mee eens); Financiën: voldoende financiële middelen tijdens de coronacrisis? (1=sterk mee eens, 5=sterk mee oneens); Verveeld: Mei 2020 (dus tijdens eerste lockdown): geef aan hoe vaak je je in de afgelopen week verveeld voelde (1=(bijna) niet, 4=(bijna) altijd).
c Aantal sigaretten is gerapporteerd in een subsample van de rokende studenten, bij 1 van de onderwijsinstellingen is het aantal sigaretten niet uitgevraagd.

Referenties
1. World no tobacco day. https://nl.wikipedia.org/wiki/Werelddag_zonder_tabak
2. In Nederland: https://www.ikstopnu.nl/31-mei-wereld-niet-roken-dag/
3. Carin M.M. Reep-van den Bergh, Peter P.M. Harteloh en Esther A. Croes. Doodsoorzaak nr. 1 bij jonge Nederlanders: de sigaret. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2017;161: D1991
4. COVID-19 international student wellbeing study: https://www.uantwerpen.be/en/research-groups/centre-population-family-health/research2/covid-19-internation/
5. Door stress tijdens de coronacrisis roken rokers meer. Contactpersoon Marc Willemsen. https://www.trimbos.nl/actueel/nieuws/bericht/door-stress-tijdens-de-coronacrisis-roken-rokers-meer

Reuk- en smaakverlies door het coronavirus: Wat is de impact op ons eetgedrag?

Een veelvoorkomend symptoom van het coronavirus is het verlies van reuk en smaak1. Bij de meesten verbetert dit gelukkig binnen twee weken2, maar een klein deel ruikt en proeft zelfs maanden later nog steeds niks. Reuk en smaak dragen bij aan de eetbeleving. Zo kan het ruiken van een bepaald product de eetlust hiervoor opwekken. Denk bijvoorbeeld aan de geur van versgebakken brood of een appeltaart die net uit de oven komt. Het proeven van smaken draagt bij aan je gevoel van verzadiging. Daarnaast hebben reuk en smaak een belangrijke waarschuwingsfunctie, bijvoorbeeld voor het herkennen van verbrand en bedorven voedsel, vuur en rook, of een gaslucht.3 Wanneer je reuk- en smaakvermogen na een coronabesmetting dan opeens weg zijn, hoe kan dit dan je eetgedrag en -beleving beïnvloeden?

Onderzoek onder ex-coronapatiënten met reuk- en/of smaakverlies laat zien dat zo’n 85% van de ondervraagden het gevoel had minder te kunnen genieten van eten, en dat bij 55-65% de eetlust was afgenomen. Ook gaf meer dan de helft aan dat ze het gevoel hebben meer risico’s te lopen, waarbij vooral het niet herkennen van rook of vuur werd gezien als een groter gevaar. De impact van het niet kunnen ruiken en proeven was volgens de deelnemers zelfs veel breder dan alleen eetgedrag. Het merendeel van de had het gevoel dat hun algehele kwaliteit van leven hierdoor was afgenomen.4,5  

Daarnaast is het aannemelijk dat iemands eetgewoonten veranderen wanneer reuk- en smaakverlies door het coronavirus lang aanhoudt.6 Zo zou het verlies in plezier aan eten en het bereiden daarvan er mogelijk voor kunnen zorgen dat iemand minder gaat eten en daardoor afvalt. Een ander risico is dat iemand juist vaker kiest voor een (vaak ongezondere) kant-en-klaar maaltijd, wat weer kan leiden tot gewichtstoename. Daarnaast zou men ook minder kunnen genieten van gelegenheden die vaak in het teken staan van eten, zoals bijvoorbeeld Kerstmis of verjaardagen.7 Ondervoeding en gewichtsverandering zouden dus op de loer kunnen liggen, al zijn deze langdurige gevolgen nog niet wetenschappelijk onderzocht onder ex-coronapatiënten.

Al met al kan (langdurig) reuk- en smaakverlies door het coronavirus een grote impact hebben op iemands leven. Onderzoek hiernaar staat echter nog in de kinderschoenen. Er is dan ook veel wat we nog niet weten. Wil jij een bijdrage leveren? Doe dan mee aan het onderzoek van het Global Consortium for Chemosensory Research (GCCR). Door meer kennis te vergaren gaan we het steeds beter begrijpen, waardoor het hopelijk ook beter behandeld kan worden.

Deze blog werd geschreven door Desi Beckers (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken alcohol drugs en dieet.

Referenties
1. Ibekwe, T. S., Fasunla, A. J. & Orimadegun, A. E. (2020). Systematic review and meta-analysis of smell and taste disorders in COVID-19. OTO Open, 4(3). doi:10.1177/2473974X20957975
2. Santos, R. E. A., da Silva, M. G., do Monte Silva, M. C. B., Barbosa, D. A. M., do Vale Gomes, A. L., Galindo, L. C. M., da Silva Aragão, R., & Ferraz-Pereira, K. N. (2021).Onset and duration of symptoms of loss of smell/taste in patients with COVID-19: A systematic review. American Journal of Otolaryngology, 42(2). doi:10.1016/j.amjoto.2020.102889
3. Boesveldt, S. & de Graaf, K. (2017). The differential role of smell and taste for eating behavior. Perception, 46(3-4). doi:10.1177/0301006616685576
4. Elkholi, S. M. A., Abdelwahab, M. K., & Abdelhafeez, M. (2021). Impact of the smell loss on the quality of life and adopted coping strategies in COVID-19 patients. Rhinology. doi:10.1007/s00405-020-06575-7
5. Coehlo, D. H., Reiter, E. R., Budd, S. G., Shin, Y., Kons, Z. A., Costanzo, R.M. (2021). Quality of life and safety impact of COVID-19 associated smell and taste disturbances. American Journal of Otolaryngology, 42(4). doi:10.1016/j.amjoto.2021.103001
6. Risso, D., Drayna, D., Morini, G. (2020). Alterations, reduction and taste loss: main causes and potential implications on dietary habits. Nutrients, 12(11). doi:10.3390/nu12113284
7. Erskine, S .E., & Philpott, C. M. (2019). An unmet need: Patients with smell and taste disorders. Clinical Otolaryngology, 45(2), 197-203

Van ‘gezellig’ gebruik naar thuis trippen?

Afgelopen weekend belandden zeven jongeren uit een studentenhuis in Nijmegen in het ziekenhuis als gevolg van een ‘slechte trip’ na het gebruik van een roze pil met Tesla-logo1. Zou dit ook gebeurd zijn als deze studenten niet opgehokt zaten door de avondklok? Studentenblad Vox uitte vorige maand haar zorgen over een kleine groep van recreatieve drugsgebruikende studenten die tijdens de coronacrisis meer drugs is gaan gebruiken2. Hoe is het drugsgebruik bij jongvolwassenen veranderd ten tijde van de coronacrisis? 

Door de coronamaatregelen staat onze mentale gezondheid onder druk. Discotheken en kroegen zijn al tijden gesloten en ook de festivals gaan aan onze neus voorbij. Tel daarbij op dat er weinig mogelijkheden zijn om samen te eten, te sporten of een borrel te drinken en je kunt je voorstellen dat jongvolwassenen zich geïsoleerd of eenzaam voelen. Amerikaans onderzoek tijdens de eerste lockdown (april – mei 2020) wees uit dat 1008 ondervraagde jongvolwassenen in grote mate last hadden van eenzaamheid (49%), depressieve symptomen (80%) en/of angstsymptomen (61%)3. Een belangrijke bevinding van de auteurs was dat een grotere mate van eenzaamheid samenhing met meer depressieve en angstsymptomen. Daarnaast ging een grotere mate van angstsymptomen gepaard met problematischer gebruik van drugs. 

Afbeelding van www.unsplash.com

Ook in Nederland werd grootschalig onderzoek gedaan naar veranderingen in middelengebruik door de coronacrisis. Het Trimbos Instituut publiceerde twee factsheets over onder andere het drugsgebruik tijdens de eerste lockdown (maart – mei 2020)4 en tijdens de eerste versoepelingen (juni – september 2020)5. Er werden zowel toe- als afnames gevonden in drugsgebruik, met daarbij verschillen tussen middelen en in locatie van gebruik. Als er een verandering plaatsvond in de frequentie en/of hoeveelheid van recreatief drugsgebruik tijdens de eerste lockdown4, dan was dit veelal: 
– Meer en/of vaker gebruik van bewustzijnsveranderende middelen zoals cannabis, 2-CB en truffels
– Minder en/of minder vaak gebruik van stimulerende middelen zoals cocaïne, ecstasy en amfetamine

Tijdens de eerste versoepelingen werden met name amfetamine, cocaïne en cannabis vaker (+40%) gebruikt5. De meestgenoemde redenen om vaker of meer drugs te gebruiken waren verveling (71%), niet uit (kunnen) gaan (54%) en/of nieuwsgierig naar nieuwe ervaringen (30%)4. Redenen om juist minder vaak of minder veel drugs te gebruiken waren met name niet uit (kunnen) gaan (80%), vrienden niet of minder zien (74%) en fysieke (26%) en/of mentale gezondheid (26%). 

Bovenstaande onderzoeksresultaten geven een beeld van de verschuivingen in drugsgebruik onder jongvolwassenen tijdens de eerste lockdown en de eerste versoepelingen. Gezien de strengere maatregelen en langere duur van de tweede lockdown is het mogelijk dat het drugsgebruik onder jongvolwassenen verder of anders is verschoven. Hoewel de coronacrisis enerzijds zorgt voor een afname in sociale situaties waarin jongvolwassenen doorgaans starten met drugsgebruik, waarschuwen onderzoekers anderzijds voor een verhoogde aanwezigheid van risicofactoren voor verslaving6. Op de lange termijn kunnen stress, sociale isolatie en verveling ten gevolge van de coronacrisis bijdragen aan het ontwikkelen van een verslaving. 

Helaas is de vraag of de zeven Nijmeegse jongeren ook in het ziekenhuis waren beland als we geen coronamaatregelen hadden niet eenvoudig te beantwoorden. Maar als er geen avondklok was geweest en deze jongeren weer uit konden gaan zoals voorheen, dan hadden ze misschien geen drugs genomen of waren ze zo slim geweest om de drug vooraf te laten testen bij een van de drugstestservices van het Trimbos Instituut. Hier kun je gratis en anoniem drugs laten testen, zie www.drugs-test.nl.  

Deze blog werd geschreven door Pauline Geuijen (Radboudumc) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet. 

Referenties

  1. Van Wijngaarden, L. (10 april 2021). Zeven jongeren naar ziekenhuis na slechte trip door drugs: ‘Ze leken compleet te flippen’, in: Gelderlander. Geraadpleegd via https://www.gelderlander.nl/nijmegen/zeven-jongeren-naar-ziekenhuis-na-slechte-trip-door-drugs-ze-leken-compleet-te-flippen~a9b35c1b/
  2. Noij, M., & Van Pelt, S. (3 maart 2021). Studenten nemen minder drugs en drank tijdens corona, maar ‘zorgelijke’ subgroep gebruikt meer, in: Vox Magazine. Geraadpleegd via https://www.voxweb.nl/nieuws/studenten-nemen-minder-drugs-en-drank-tijdens-corona-maar-zorgelijke-subgroep-gebruikt-meer  
  3. Horigian, V.E., Schmidt, R.D., & Feaster, D.J. (2021). Loneliness, Mental Health, and Substance Use among US Young Adults during COVID-19. Journal of Psychoactive Drugs, 53, 1-9. doi: 10.1080/02791072.2020
  4. Van Miltenburg, C.J.A., Van Laar, M.W., & Van Beek, R. (2020). Factsheet: De impact van COVID-19 en de coronamaatregelen op alcohol-, tabak- en drugsgebruik onder uitgaanders. Trimbos-instituut.
  5. Van Beek, R. J. J., van Miltenburg, C. J. A., Blankers, M., & Van Laar, M. (2021). Factsheet: Uitgaansgedrag en middelengebruik tijdens de coronapandemie. Trimbos-instituut.
  6. Sarvey, D., & Welsh, J.W. (2021). Adolescent substance use: Challenges and opportunities related to COVID-19. Journal of Substance Abuse Treatment, 122, 108212. doi: 10.1016/j.jsat.2020.108212

Hoe veranderen de sociale relaties en het mentaal welbevinden bij jongeren door de coronacrisis?

Het “G(V)OED voor elkaar corona-onderzoek”
“De coronacrisis is extra zwaar voor pubers: ‘Ze mogen niks’” kopt het Parool op 6 mei 2020.1 En inderdaad, de maatregelen die tijdens de coronacrisis worden genomen, hebben grote invloed op jongeren die zich in een unieke, zeer kritieke periode in hun ontwikkeling (lichamelijk, sociaal en mentaal) bevinden. Onder andere vanwege social distancing, het tijdelijk sluiten van de middelbare scholen en het inperken van de vrijetijdsbesteding kunnen essentiële ontwikkelingstaken (zoals het maken en behouden van vriendschappen2) beperkter tot uitvoer worden gebracht. Jongeren zijn als gevolg van de maatregelen meer aangewezen op de gezinssituatie en hebben minder mogelijkheden voor (offline) contact met hun leeftijdgenoten. De coronacrisis kan daarom ook wel gezien worden als een sociaal experiment. Het is echter nog onbekend wat de korte- en langere-termijn effecten zijn van dit “experiment” op het leven van jongeren en dat van hun ouders. 

Het is cruciaal om te onderzoeken wat de invloed van de coronacrisis is op de dynamiek binnen sociale relaties, en hoe deze sociale dynamiek vervolgens het mentaal welbevinden (denk aan gevoelens van depressie, eenzaamheid en stress) van jongeren bepaalt. Meer specifiek is het van belang om te onderzoeken welke jongeren negatieve effecten ondervinden (door bijvoorbeeld stress thuis, een slechte relatie met ouders of veranderende relaties met vrienden), en welke jongeren juist positieve effecten ervaren (door bijvoorbeeld intensivering van de goede relatie met ouders of het beperken van problematisch contact met klasgenoten). In een nieuw onderzoek, genaamd het “G(V)OED voor elkaar corona-onderzoek”, gaan wij in kaart brengen wat de gevolgen van de coronacrisis zijn op de sociale relaties (met ouders en vrienden), en wat de impact hiervan is op het mentaal welbevinden van (kwetsbare) jongeren. Op deze manier biedt dit onderzoek belangrijk inzichten in of – èn hoe – sociale systemen betrokken kunnen worden in de preventie en verbetering van mentale problematiek bij jongeren (als gevolg van de coronacrisis). 

Ons longitudinale “G(V)OED voor elkaar!” onderzoeksproject3, waarin wij de afgelopen jaren op drie momenten gegevens hebben verzameld over de sociale, mentale en fysieke ontwikkeling van jongeren en hun ouders, dient als de basis. De vierde en laatste onderzoeksmeting stond gepland voor het voorjaar van 2020, maar is uitgesteld vanwege de coronacrisis. Deze vierde onderzoeksmeting heeft daarom (online) plaatsgevonden in het najaar van 2020. Om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van de coronacrisis breiden we het onderzoek uit met 3 online vragenlijstmetingen (onderzoeksmetingen 5, 6 en 7) in schooljaar ‘20/’21 bij jongeren en ouders. Ook zullen we een app-studie uitvoeren met verschillende korte metingen per dag gedurende een week bij een sub-groep jongeren en ouders. Zo combineren we onze gegevens van vóór de coronacrisis met gegevens tijdens en na de coronacrisis. Op dit moment worden gegevens verzamelend binnen de vijfde onderzoeksmeting. 

Nieuwe deelnemers gezocht!
Wij zoeken nog nieuwe deelnemers: jongeren (in de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar) en een ouder uit hetzelfde gezin die willen meedoen aan ons online vragenlijstonderzoek. Meedoen betekent dat jullie 3 keer ieder een online vragenlijst invullen (in maart/april, juni en september 2021). Dit kost ongeveer een half uur per vragenlijst. Jullie ontvangen allebei voor iedere (volledig) ingevulde vragenlijst een bol.com cadeaubon van 5 euro binnen een week na het invullen. Daarnaast krijgen jullie ieder 5 euro extra als jullie alle 3 de vragenlijsten van dit onderzoek invullen. Jullie kunnen persoon dus 20 euro verdienen met het invullen van de vragenlijsten. Dat is in totaal 40 euro!


Bij vragen over het “G(V)OED voor elkaar corona-onderzoek” kunt u contact opnemen met het onderzoeksteam via goedvoorelkaar@pwo.ru.nl of via 0631132112 (WhatsApp). Bezoek ook eens onze website www.ru.nl/goedvoorelkaar! Dit project wordt mogelijk gemaakt door ZonMw.

Deze blog werd geschreven door Nina van den Broek (Radboud Universiteit, promovenda en projectleider van het “G(V)OED voor elkaar corona-onderzoek”) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties:
1. Van der Beek, H. (2020) De coronacrisis is extra zwaar voor pubers: ‘Ze mogen niks’. Het Parool, Verkregen via https://www.parool.nl/nieuws/de-coronacrisis-is-extra-zwaar-voor-pubers-ze-mogen-niks~b7ba5fc4/.
2. Hartup, W. W (1996). The company they keep: Friendships and their developmental significance. Child Development, 67, 1–13.
3. Van den Broek, N., Larsen, J. K., Verhagen, M., Burk, W. J. & Vink, J. M. (2020). Is adolescents’ food intake associated with exposure to the food intake of their mothers and best friends? Nutrients, 12, 786.

Bananen, biefstuk en Libanees platbrood: Verandert ons eetgedrag tijdens de COVID-19 pandemie?

Begin januari ontving ik een jaaroverzicht van PICNIC in mijn mailbox, waar ik sinds de coronacrisis geregeld mijn boodschappen bestel. Naast wat persoonlijke feitjes over 2020 (ik hoefde 331 kilo boodschappen niet zelf te sjouwen, oftewel: het gewicht van 11.033 dwerghamsters!) bevatte de mail ook een aantal opvallende algemene statistieken. Zo bleek dat biefstuk en Libanees platbrood in 2020 4 keer vaker werden gekocht dan in het jaar ervoor. De meest gekochte producten waren na een jaar echter onveranderd gebleven: melk, komkommer en bananen vormden nog steeds de PICNIC Top 3. Dit deed me afvragen: is ons eetgedrag gedurende de coronacrisis eigenlijk veranderd?

Er zijn genoeg redenen om aan te nemen dat onze eetvoorkeuren en -patronen worden beïnvloed door de COVID-19 pandemie. Zo leiden de ingevoerde maatregelen zoals de (tijdelijke) sluiting van de horeca, scholen en kinderopvang, alsmede het thuiswerkdevies, waarschijnlijk tot een verandering in de dagelijkse routines en leefstijl.1 Mensen zijn vaker thuis, eten minder buitenshuis en hebben mogelijk meer tijd om te koken. Of juist minder tijd, in het geval van toegenomen werkdruk of zorgtaken. Daarnaast zijn verveling, stress en angst het afgelopen jaar significant toegenomen.2 Mogelijk werken deze gevoelens emotioneel eten (dat wil zeggen: eten om jezelf af te leiden, troosten of gerust te stellen) in de hand.3

Opvallend genoeg blijkt uit onderzoek in opdracht van het Voedingscentrum dat het overgrote deel van de Nederlanders (>80%) niet anders is gaan eten tijdens de eerste en de tweede coronagolf.4 Deze meest recente resultaten, die betrekking hebben op de tweede golf in november, zijn gebaseerd op een representatieve steekproef van 1265 Nederlandse volwassenen (18+). Ook andere bronnen rapporteerden dat het eetgedrag van de meeste Nederlanders gedurende de coronacrisis niet anders is dan normaal.5 Dit bevestigt maar weer dat eetgewoonten in veel gevallen bijzonder ingesleten en moeilijk te veranderen zijn.

Toch is een deel van de Nederlanders tijdens de tweede golf wel anders gaan eten: 9% at gezonder en 5% at ongezonder.4 De belangrijkste redenen om gezonder te eten waren het willen verhogen van de weerstand en het hebben van meer tijd en ruimte om bezig te zijn met gezond eten en koken. Redenen waarom ongezonder werd gegeten waren de toename in het aantal ongezonde verleidingen thuis en het aantal eetmomenten, maar ook gevoelens van stress en verveling. Verder bleek dat een deel van de Nederlanders tijdens de tweede coronagolf meer tijd nam om te eten (17%), meer groente en fruit at (17%) en zich bewuster was van zijn/haar eetgedrag (17%). Ook werd er door een deel meer snoep en snacks geconsumeerd (18%) en vaker eten besteld of afgehaald (30%). 

De Nederlanders die tijdens de tweede coronagolf het meest in hun eetgedrag waren veranderd (dus die zowel gezonder als ongezonder zijn gaan eten) waren hoogopgeleiden en jongvolwassenen onder de 30 jaar.4 Hoe dat komt is, is (nog) niet bekend. Mogelijk brengen deze resultaten groepen aan het licht die ook al voor de coronacrisis (minder) moeite hadden om gezond te eten. Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit Amsterdam, voorspelt dat deze verschillen tijdens de COVID-19 pandemie alleen maar groter worden.5 Dit is in lijn met resultaten uit Deens onderzoek, die laten zien dat personen met een ongezonder eetpatroon voor aanvang van de pandemie meer negatieve gevolgen ervoeren tijdens de coronacrisis (en specifiek de lockdown) wat betreft eten, beweging en gewicht dan personen die voor aanvang een gezonder eetpatroon hadden.6 Toekomstig wetenschappelijk (peer-reviewed) onderzoek onder de Nederlandse bevolking moet gaan uitwijzen wat de impact is van de COVID-19 pandemie op het eetgedrag van verschillende groepen binnen onze samenleving en waarom, en suggesties aandragen hoe de gezondheidsverschillen die naar aanleiding van deze crisis ontstaan kunnen worden beperkt.

Wil jij bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek naar Nederlandse voedselvoorkeuren en -patronen? Wageningen University & Research heeft de app FoodProfiler ontwikkeld waarin je één keer per dag invult wat je hebt gegeten. Zo krijg je inzicht in je eigen eetprofiel en help je tegelijkertijd de wetenschap :).

Deze blog werd geschreven door Levie Karssen (gastonderzoeker bij de Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Yannakoulia, M., Panagiotakos, D. B., Pitsavos, C., Tsetsekou, E., Fappa, E., Papageorgiou, C., et al. (2008). Eating habits in relations to anxiety symptoms among apparently healthy adults: A pattern analysis from the ATTICA study. Appetite, 51, 519–25. doi: 10.1016/j.appet.2008.04.002
2. Ozamiz-Etxebarria, N., Mondragon, N. I., Santamaria, M. D., and Gorrotxategi, M. P. (2020). Psychological symptoms during the two stages of lockdown in response to the COVID-19 outbreak: an investigation in a sample of citizens in Northern Spain. Frontiers in Psychology, 11, 1491. doi: 10.3389/fpsyg.2020.01491
3. Di Renzo, L., Gualtieri, P., Pivari, F., Soldati, L., Attinà, A., Cinelli, G., et al. (2020). Eating habits and lifestyle changes during COVID-19 lockdown: An Italian survey. Journal of Translational Medicine18, 1–15. doi: 10.1186/s12967-020-02399-5
4. Flycatcher Internet Research in opdracht van het Voedingscentrum (2020). Eetgedrag en corona: Meting 2 november 2020. Geraadpleegd via https://www.voedingscentrum.nl/Assets/Uploads/voedingscentrum/Documents/Professionals/Pers/Persmappen/2e%20quickscan%20corona/Rapportage%20-%20Eetgedrag%20en%20corona%20(november%202020).pdf
5. Le Clercq, A. (29 april 2020). Lockdown leidt tot meer stress en ongezondere leefstijl, in: Volkskrant. Geraadpleegd via https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/lockdown-leidt-tot-meer-stress-en-ongezondere-leefstijl~b4800e04/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
6. Giacalone, D., Frøst, M. B., & Rodríguez-Pérez, C. (2020). Reported changes in dietary habits during the Covid-19 lockdown in the Danish population: The Danish COVIDiet study. Frontiers in Nutrition7, 294. doi: 10.3389/fnut.2020.592112

Overmacht of over macht? De inzet van geweldloos verzet in de strijd tegen agressie in residentiële jeugdzorg.

Ik kom thuis van een avonddienst op de woongroep. Terwijl ik mijn kleding over een stoel heen gooi, zie ik de schrammen en blauwe plekken op mijn been staan. Mijn collega zei: “We gooien hem wel even in de afzondering, dan komt hij vanzelf bij.” Nu pas bekruipt me het nare gevoel dat deze aanpak geen overmacht was, maar een daad uit wanhoop; een laatste redmiddel in de machtsstrijd, die de kinderen thuis al van ouders gewonnen hadden. Wij wilden ons als groepsleiding niet gewonnen geven. Of de winst vanavond behaald is? Ik lig met een rotgevoel in bed, net als de jongere. Er zijn enkel verliezers in deze strijd.

Copyright © NOS 2020

Vrijwel dagelijks heb ik, evenals vele zorgprofessionals, op het werk te maken met agressie. Een veelvoorkomend probleem wat op verschillende manieren beantwoord wordt. Waar de-escalerend werken de intentie is van vrijwel alle zorgprofessionals, worden jongeren nog regelmatig gefixeerd en deuren op slot gedraaid. Onderzoekers lieten al in de jaren ’70 en ’80 zien dat er sprake is van een vicieuze cirkel waarin opvoeders en kinderen over en weer proberen controle te verkrijgen door agressie te beantwoorden met het herpakken van de controle of macht door middel van vrijheidsbeperkende maatregelen, wat op zijn beurt weer agressie oproept1-2-3. Nieuwe inzichten zouden deze cirkel kunnen verbreken. De Non-Violent-Resistance methodiek (NVR), gericht op het onder ogen kunnen zien van machteloosheid en het verdragen daarvan, richt zich op het vinden van kracht en geweldloos verzet als antwoord op agressie. Onderzoekers lijken duidelijk: NVR is dé nieuwe methodiek om repressie te minimaliseren en daarmee agressie te verminderen en zelfs voorkomen. 

Tegengeluid kwam er in 2018 met een onderzoek waarin werd aangetoond dat het aantal agressie incidenten op een instelling na implementatie van NVR niet veranderde, echter zouden deze cijfers door transformaties binnen de instelling niet representatief zijn4. De afgelopen jaren zijn er steeds meer onderzoeken gedaan naar de methodiek, welke laten zien dat het aantal incidenten in residentiële instellingen significant afneemt als (in)direct gevolg van de training in NVR van medewerkers in meerdere instellingen5. Medewerkers geven aan dat toepassing van de methodiek zorgt voor meer gemoedsrust, reducering van stress en tijd om na te denken over hun reactie6. Een repressief groepsklimaat, wat onder andere gekenmerkt wordt door het verlies van autonomie van de cliënt, maakt door toepassing van NVR plaats voor een positiever groepsklimaat; een klimaat wat samenhangt met een forse afname van het aantal incidenten7

Met oog op deze resultaten heb ik als student Pedagogische Wetenschappen maar één strijd te winnen; de strijd tegen agressie in de residentiële jeugdzorg. Kunnen wij orthopedagogen van de toekomst de nieuwe Mahatma Ghandi’s en Martin Luther King’s worden en een revolutie veroorzaken in de zorg richting geweldloos verzet?

Deze blog, geschreven door Hilde van den Boom, is onderdeel van een serie gastblogs die geschreven zijn door studenten van de Master Pedagogische Wetenschappen voor de cursus Recente Ontwikkelingen in Risicogedrag van de Radboud Universiteit.

Referenties
1. Patterson, G. R. (1982). A social learning approach: coercive family process. Eugene ORL: Castalia Publishers. 
2. Watzlawick, P., Beavin, J. H., & Jackson, D. D. (1967). Pragmatics of human communication: a study of interactional patterns, pathologies and paradoxes. New York: W. W. Norton. 
3. Dörenberg, V. E. T., Veer, A. J. E., de, Francke, A. L., Embregts, P. J. C. M., Nieuwenhuizen, M. van, & Frederiks, B. J. M. (2018). Applying Restrictive Measures in the Care of Adolescents With Mild Intellectual Disabilities: Attitudes of Support Staff and Policy Implications. Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, 15, 26-35.
4. Gink, K. van., Vermeiren, R., Goddard, N., Domburgh, L. van., Stegen, B. van der., Twisk, J., Popma, A., & Jansen, L. (2018). The Influence of Non-violent Resistance on Work Climate, Living Group Climate and Aggression in Child and Adolescent Residential Care. Childen and Youth Sevices Review 94, 456-465.
5. Visser, K. M., Jansen, L. M. C., Popma, A., Vermeiren, R., & Kasius, M. C. (2020). Adressing Agression in the Residential Setting for Juvelines with Mild Intellectual Disability trough Training in Non-Violent Resistance. Child Youth Care Forum.
6. Gink, K. van., Vissers, K., Popma, A., Vermeiren, R., Domburg, L. van., Stegen, B. van der, & Jansen, L. M. C. (2018). Implementing Non-violent Resistance, a Method to Cope with Aggression in Child and Adolescent Residential Care: Exploration of Staff Members Experiences. Archives of Psychiatric Nursing, 32, 353-359.
7. Tillart, J. van den., Eltink, E., Stams, G-J., Helm, P. van der., & Wissink, I. (2018). Agressive Incidents in Residential Youth Care. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminoly, 62, 3991-4007.

Onzichtbare anorexia nervosa

Anorexia nervosa is een psychische stoornis die wordt beschouwd als de meest ernstige hedendaagse eetstoornis.1 Jaarlijks worden naar schatting 370 op de 100.000 jonge vrouwen in Nederland gediagnosticeerd met anorexia.2 In 2016 was ik er daar helaas één van. De anorexia was langzaam en onzichtbaar in mijn leven geslopen.

Even een terugblik naar 2014. Ik was 16 jaar en druk op zoek naar wie ik echt was. Of eigenlijk wilde zijn. Sinds het begin van de puberteit had ik daar geen moment bij stilgestaan. Ik genoot ‘gewoon’ van mijn leven. Ik ging regelmatig naar feestjes en lekker eten met vriendinnen. Dit veranderde toen ik bleef zitten op de middelbare school.  

Net als de meeste mensen die een eetstoornis hebben (gehad), ben ik erg perfectionistisch.3 Blijven zitten voelde als compleet falen. Als ik niet goed was in presteren op school, moest ik laten zien dat ik ergens anders wel goed in was. Dat was afvallen. Hier faalde ik niet in en het gaf mij een goed gevoel. Daarnaast was ik ervan overtuigd dat anderen mij leuker zouden vinden als ik dunner zou zijn. Ik ging hiermee door en had niet in de gaten dat ik een eetstoornis aan het ontwikkelen was.  

Foto van http://www.unsplash.com

Vanaf dat moment is de anorexia begonnen. Onzichtbaar, want ik ben ruim een jaar mijn gang gegaan met afvallen. Niemand merkte het, ik had maar een licht ondergewicht. Niet bepaald wat je verwacht bij anorexia nervosa.4 Na een jaar trokken mijn vriendinnen aan de bel. 

Tijdens onze examenreis hebben zij een week gezien hoe ik mijzelf had beperkt met eten en na het eten naar het toilet ging. Ze wisten dat ik een probleem had. Ik was opgelucht. Eindelijk zag iemand hoe het echt met mij ging. Na de vakantie ging ik naar de huisarts. 

De huisarts verwees mij naar een GGZ gespecialiseerd in eetstoornissen. Zeven maanden heb ik op de wachtlijst gestaan, de zeven langste maanden uit mijn leven. Mijn lichamelijke en geestelijke gezondheid ging verder achteruit en ik moest daardoor regelmatig vrienden afzeggen. De eetstoornis isoleerde mij.5 Ik ben pas in 2016 gediagnosticeerd, terwijl anorexia al geruime tijd mijn leven beheerste. Gelukkig heb ik passende hulp gekregen en ben ik nu helemaal hersteld.

Wat ik wil benadrukken, is dat het grootste deel van de eetstoornissen onzichtbaar is. Ook anorexia. Ondanks dat er misschien geen sprake is van een extreem ondergewicht, kan een eetstoornis hardnekkig zijn. Ik werd een perfectionist in afvallen. Het maakt je psychisch kapot. Wanneer jij zelf of een ander moeite heeft met eten of je zelfbeeld, neem jezelf hierin serieus en trek op tijd aan de bel. Hoe eerder de hulp start, hoe groter de kans is op herstel. 

Deze blog is onderdeel van een serie gastblogs die geschreven zijn door studenten van de Master Pedagogische Wetenschappen voor de cursus Recente Ontwikkelingen in Risicogedrag van de Radboud Universiteit.

Referenties
1. Zipfel, S., Giel, K. E., Bulik, C. M., Hay, P., & Schmidt, U. (2015). Anorexia nervosa: aetiology, assessment, and treatment. The Lancet Psychiatry, 2, 1099-1111.
2. Hoek, H. W. & Vandereycken, W. (2008). Een kwarteeuw onderzoek en behandeling van eetstoornissen, Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 85-89.
3. Dahlenburg, S. C., Gleaves, D. H., & Hutchinson, A. D. (2019). Anorexia nervosa and perfectionism: A meta-analysis. International Journal of Eating Disorders, 52, 219–229.
4. Oenema, N. (2020, 29 mei). Waarom een eetstoornis niet altijd zichtbaar is. Women’s Health. Verkregen via https://www.womenshealthmag.com/nl/psyche/a32707011/eetstoornis-onzichtbaar-gewicht-gevoelens/
5. Jenkins, P. E., Hoste, R. R., Meyer, C., & Blissett, J. M. (2011). Eating disorders and quality of life: A review of the literature. Clinical Psychology Review, 31, 113–121. 

Coronakilo’s? Zo kom je er vanaf!

Ons sociale leven is in het afgelopen jaar behoorlijk stil komen te liggen. Je werkt thuis, je studeert thuis, je vergadert thuis en daarnaast verveel je je kapot. Je kijkt om je heen en ziet die koektrommel en gevulde voorraadkast verleidelijk naar je lachen. Je denkt bij jezelf: Oké dan, één koekje kan er nog wel bij, ik heb het immers al zwaar genoeg. Voordat je het weet vliegen de befaamde coronakilo’s eraan. Herkenbaar? Voor mij wel, en ik zal hierin heus niet de enige zijn …

De term coronakilo’s zou zo maar eens in het rijtje van populairste woorden van dit jaar kunnen komen. Met coronakilo’s wordt het toenemen in lichaamsgewicht bedoeld dat veroorzaakt wordt door een sedentaire (ofwel niet-actieve) levensstijl, verveling en stress tijdens de coronacrisis1. Hoewel er in de wetenschap nog weinig bekend is over de directe relatie tussen de toename in gewicht en de lockdown als gevolg van de coronacrisis, biedt het bestaande onderzoek wel mogelijke verklaringen.

Zo blijkt uit eerder onderzoek onder studenten dat factoren als ‘alleen zijn’ en ‘sociale isolatie’ ervoor kunnen zorgen er meer en ongezonder gegeten wordt2. Deze toename van voedselconsumptie tijdens een lockdown lijkt verschillende oorzaken te hebben. Ten eerste speelt stress een belangrijke rol. Het eten van veel voedsel en ongezond voedsel is voor veel mensen een manier om spanning, die de maatregelen van de coronacrisis met zich mee kunnen brengen, te verminderen3,5. Een andere oorzaak is dat mensen uit verveling meer gaan eten aangezien sociale activiteiten beperkt zijn4. Tenslotte kunnen mensen eten gaan zien als een beloning voor het volhouden van de maatregelen5. De toename in gewicht kan ook verklaard worden door het feit dat mensen tijdens een lockdown minder bewegen, doordat de sportscholen bijvoorbeeld gesloten waren6.

De vraag is nu: Hoe kun je dan voorkomen dat je tijdens deze tweede (gedeeltelijke) lockdown de kilo’s er niet weer aanvliegen? De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)7 en het Voedingscentrum8 geven hier adviezen voor. Het is ten eerste belangrijk dat je je gebruikelijke eetpatroon aanhoudt en structuur in je leven aanbrengt. Dus plan vaste eetmomenten en snack niet te veel tussendoor. Eet daarnaast niet meer dan nodig is. Een andere bruikbare tip is om gezonde dingen in huis te halen en de ongezonde dingen buiten het zicht neer te zetten. Tenslotte is bewegen belangrijk, dit zorgt voor verbranding van de calorieën en is tevens stress-verlagend3,9. Ga eens een rondje in de buurt wandelen, sta regelmatig op van je studeerplek voor wat rek- en strekoefeningen en zeg gedag tegen die overtollige coronakilo’s!

Deze blog, geschreven door Tess Hendrikx, is onderdeel van een serie gastblogs die geschreven zijn door studenten van de Master Pedagogische Wetenschappen voor de cursus Recente Ontwikkelingen in Risicogedrag van de Radboud Universiteit.

Referenties
1. Balnat, V. (2020). Unter beobachtung: Corona-wortschatz im Deutchen und Französischen. Noveaux Cahiers d’Allemand: Revue de linguistique et de didactique. Verkregen van https://hal.archives-ouvertes.fr/hal-02931171/document . 
2. Mason, T.B., Heron, K.E., Braitman, A.L., & Lewis, R.J. (2016). A daily diary study of perceived social isolation, dietary restraint, and negative affect in binge eating. Appetite, 97, 94 – 100. https://doi.org/10.1016/j.appet.2015.11.027  
3. Mouchacca, J., Abbott, G.R., & Ball, K. (2013). Associations between psychological stress, eating, physical activity, sedentary behaviours and body weight among women: a longitudinal study. BMC Public Health, 13, 1 – 11. https://doi.org/10.1186/1471-2458-13-828
4. Brooks, S.K., Webster, R.K., Smith, L.E., Woodland, L., Wessely, S., Greenberg. N., et al. (2020). The psychological impact of quarantine and how to reduce it: rapid review of the evidence. Lancet, 395, 912 – 920. https://doi.org/10.1016/S0140-6736(20)30460-8 
5. Ahmed, H.O. (2020). The impact of social distancing and self-isolation in the last corona COVID-19 outbreak on the body weight in Sulaimani governorate – Kurdistan/Iraq, a prospective case series study. Annals of medicine and surgery, 59, 110 – 117. https://doi.org/10.1016/j.amsu.2020.09.024
6. Lim, M.A. & Pranata, R. (2020). Sport activities during any pandemic lockdown. Irish Journal of Medicine Science. https://doi.org/10.1007/s11845-020-02300-9  
7. Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) (2020). Werken tijdens de corona-crisis. Geraadpleegd van: https://www.monitorarbeid.tno.nl/coronacrisis/blog
8. Voedingscentrum (2020). Hoe blijf je gezond eten en bewegen als je thuiswerkt vanwege corona?. Geraadpleegd van: https://www.voedingscentrum.nl/nl/thema/coronavirus-voeding/hoe-blijf-je-gezond-eten-en-bewegen-als-je-thuiswerkt-vanwege-corona-.aspx
9. Mattioli, A., Sciomer, S., Cocchi, C., Maffei, S., & Gallina, S. (2020). Quarantine during COVID-19 outbreak: Changes in diet and physical activity increase the risk of cardiovascular disease. Nutrition metabolism & cardiovascular diseases, 30, 1409 – 1417.  https://doi.org/10.1016/j.numecd.2020.05.020   

Doe mee met het alRISCO lifestyle project!

De overgang van studeren naar werken is een belangrijke periode die gepaard gaat met vele mogelijkheden en uitdagingen voor persoonlijke ontwikkeling.1 Studenten en net afgestudeerden maken veranderingen mee die vaak samenhangen met het kiezen van een carrière pad, solliciteren naar een baan, verhuizen, (afscheid nemen van) het studentenleven en het aangaan van nieuwe relaties. Wat betreft rijping en cognitieve functies verandert het brein tot een leeftijd rond 25 jaar.2,3 Dit maakt deze overgangsperiode zeer relevant voor het bestuderen van cognitieve, sociale en emotionele factoren en hoe deze zich verhouden tot veranderingen in leefstijl. 

Een onderzoek naar cognitieve functies, leefstijlfactoren en levensgebeurtenissen

In het alRISCO lifestyle project gaan we er vanuit dat het focussen op veerkracht of positieve aanpassing de sleutel kan zijn om meer inzicht te krijgen in de overgangsperiode van studeren naar werken. In onze grote online longitudinale studie gaan we onderzoeken hoe jongvolwassenen omgaan met de veranderingen in hun leven en hoe dit hun leefstijl en welzijn beïnvloedt als ze het studentenleven achter zich laten.

Wat inspireerde dit onderzoek?
Er is behoefte aan meer kennis over factoren die samenhangen met positieve aanpassingen en veerkracht in de jongvolwassenheid. Dit in tegenstelling tot veel eerdere onderzoeken die focussen op de risico’s of negatieve uitkomsten. Het begrijpen hoe studenten en net afgestudeerden omgaan met levensveranderingen en tegenslagen kan waardevolle inzichten opleveren in preventie strategieën voor mentale gezondheid en welzijn van jongvolwassenen4.

Hoe onderzoeken we dit?
Met een aantal vragenlijsten en twee korte computertaken. De vragenlijsten omvatten verschillende onderwerpen gerelateerd aan emotionele, cognitieve en sociale factoren, evenals leefstijl en levensgebeurtenissen. De computertaken meten cognitief functioneren. Het gehele onderzoek zal online plaatsvinden. Je kunt dus vanuit huis meedoen op je laptop of pc. 

Kan ik meedoen? 
Ben je een Nederlandse student in het laatste jaar van je bachelor of bezig met een master? Dan kun je meedoen aan de screeningsvragenlijst die 5 minuten duurt. Uit de screeningsvragenlijst zullen we deelnemers selecteren voor de 2-jarige studie. De 2-jarige studie bestaat uit 5 metingen. Elke meting bestaat uit vragenlijsten (ongeveer 40 minuten) en computertaken (ongeveer 15 minuten). Je kunt tussendoor pauze nemen. In totaal zal het minder dan een uur duren per meting. In minder dan 5 uur van jouw tijd kan je dus een substantiële bijdrage leveren aan ons project! Meer details over deze studie staan beschreven aan het begin van de screeningsvragenlijst (zie link onderaan). 

Wat krijg ik als ik deelneem? 
Na het voltooien van de screeningsvragenlijst kan je meedoen aan een loterij voor BOL.com bonnen van 50 euro. Als je verder gaat met het longitudinale onderzoek, zal je 10 euro BOL.com bonnen ontvangen voor iedere meting waar je aan mee doet. Als je alle vijf de metingen voltooit, kan je deelnemen aan een loterij voor vouchers voor een verblijf in vakantieparken. Daarnaast houden we deelnemers op de hoogte van de voortgang van het project door middel van nieuwsbrieven zodat je meer kunt leren over ons onderzoek. Bovendien zullen we deelnemers die tot het einde van het onderzoek meedoen feedback geven over hun leefstijl (indien gewenst).

Doe mee aan het alRISCO lifestyle project en draag bij aan meer kennis over hoe studenten op een positieve manier om kunnen gaan met deze uitdagende maar enerverende fase in het leven :)!

Je kunt je aanmelden voor de screeningsvragenlijst via deze link: https://bit.ly/3iSXnMT

Volg ons op social media voor meer informatie:

Deze blog werd geschreven door Milagros Rubio (Radboud Universiteit, promovenda en projectleider van het alRISCO project; m.rubio@bsi.ru.nl) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Arnett JJ. Emerging adulthood: A theory of development from the late teens through the twenties. Am Psychol. 2000;55(5):469-480. doi:10.1037/0003-066X.55.5.469
2. Casey BJ, Galván A, Somerville LH. Beyond simple models of adolescence to an integrated circuit-based account: A commentary. Dev Cogn Neurosci. 2016;17:128-130. doi:10.1016/j.dcn.2015.12.006
3. Steinberg L. A Dual Systems Model of Adolescent Risk-Taking. 2008. doi:10.1002/dev.20445
4.  Kalisch R, Müller MB, Tüscher O. A conceptual framework for the neurobiological study of resilience. Behav Brain Sci. 2015;38(2015):e92. doi:10.1017/S0140525X1400082X

Wijnen, wijnen, wijnen: wel of niet tijdens de coronacrisis?

Ondanks dat ik zelf geen druppel alcohol drink keek ik met veel plezier naar de afleveringen van Chateau Meiland waar de familie elke kleine tegenslag èn elk succesje als excuus gebruikte om te “wijnen”. Alcoholgebruik wordt in onze maatschappij geassocieerd met gezelligheid. Als je een Spa rood op een feestje neemt, dan word je al snel als saai bestempeld. Dat geldt in algemene zin in de samenleving, maar ook in specifieke zin voor studenten (zie ook 1). Cijfers van het Trimbos instituut laten zien dat 58,5% van de volwassen Nederlandse bevolking zich niet houdt aan de alcohol richtlijn. Die richtlijn is om helemaal geen alcohol te drinken of niet meer dan 1 glas per dag. Zo’n 8,5% van de bevolking drinkt overmatig, dat wil zeggen: meer dan 14 (vrouwen) of 21 (mannen) glazen alcohol per week 2. Voor universitair studenten ligt dit percentage hoger: zo’n 17% voldoet aan de criteria voor overmatig drinken 3.

Afbeelding blog jacqueline

Afbeelding van: dekarikaturist.nl

Uit eerder onderzoek weten we dat individuele verschillen in problematisch alcoholgebruik ongeveer voor de helft verklaard worden door erfelijke aanleg en voor de helft door omgevingsfactoren 4. Die omgevingsfactoren bestaan voor veel mensen uit sociale bijeenkomsten, zoals borrels, etentjes of feestjes. In maart van dit jaar, toen ons land in een ‘intelligente lockdown’ ging om de verdere verspreiding van het coronavirus in te dammen, werd onze omgeving opeens drastisch veranderd. De horeca moest dicht, evenementen werden afgelast, grote bijeenkomsten werden verboden, scholen en universiteiten schakelden over op online onderwijs en mensen werden opgeroepen om (zoveel mogelijk) thuis te werken. Sociale situaties waarin normaal gesproken veel alcohol gedronken wordt kwamen dus (bijna) niet meer voor. Wat is het effect van dit natuurlijke experiment op het alcoholgebruik van Nederlanders?

Het Trimbos instituut schrijft dat het nog lastig is om vast te stellen wat de coronacrisis precies voor invloed heeft op het alcoholgebruik in Nederland. De beperkte cijfers die er zijn geven nog weinig helderheid. Zo blijkt bijvoorbeeld dat er tijdens de coronacrisis meer alcohol werd verkocht dan vóór de coronacrisis. Maar halen mensen nu een hele doos met wijn in plaats van één fles omdat ze de supermarkt willen mijden, of omdat ze meer drinken? 5 De verwachting is dat veel mensen minder zijn gaan drinken tijdens de coronacrisis. Dit zijn waarschijnlijk de mensen die met name tijdens sociale bijeenkomsten dronken. Maar er zijn ook aanwijzingen dat een kleine groep Nederlanders juist méér is gaan drinken tijdens de coronacrisis. Dit kan komen door onzekerheid, stress, eenzaamheid of verveling in deze onzekere periode. Wat de korte en langere termijn gevolgen zijn van de coronacrisis op het alcoholgebruik is nog onbekend 5.

En wat zullen de effecten zijn binnen een studentenpopulatie waar relatief veel overmatige gebruikers zijn, maar waar alcoholgebruik zich over het algemeen in sociale situaties afspeelt? Deze vraag kan binnenkort beantwoord worden dankzij een groot Europees onderzoek wat geïnitieerd is door de Universiteit Antwerpen. Tijdens de lockdown in mei 2020 zijn er vragenlijsten verstuurd naar studenten van verschillende Europese universiteiten en hogescholen. Studenten van de Radboud universiteit deden ook mee. Ik kan niet wachten om samen met collega’s in die data te duiken en antwoord te krijgen op deze vraag wat de coronacrisis doet met alcoholgebruik onder studenten. En gelukkig komt er binnenkort weer een nieuw seizoen van Chateau Meiland, zodat ik ook (op een niet-wetenschappelijke manier) antwoord krijg op de vraag of de coronacrisis invloed heeft op de mate van wijnen bij de familie Meiland!

Deze blog werd geschreven door Jacqueline Vink (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Alcohol drinken als student, is dat de norm? T. van der Snee. 20 juni 2020. https://tianvandersnee.fhj.nl/2020/06/22/alcohol-drinken-als-student-is-dat-de-norm/
2. Factsheet riskant alcohol gebruik in Nederland. K. Monshouwer, M. Tuithof en S. van Dorsselaer. Trimbos Instituut 2018 https://www.trimbos.nl/docs/bd1d5260-16d8-4d3f-a151-09f983d61d4c.pdf
3. Alcohol, tabak en drugs gebruik door studenten. Inventarisatie van (onderzoeken naar) prevalentieschattingen onder MBO-, HBO- en WO-studenten in Nederland. S. van Dorsselaer en F.X. Goossens. Trimbos instituut 2015. https://www.trimbos.nl/docs/f5a4716f-a658-4a45-81ff-ac1682139a4e.pdf
4. Zit middelengebruik en verslavingsgedrag in de familie? Over erfelijkheid en de zoektocht naar genen. Jacqueline Vink. Tijdschrift Verslaving (2016) 12:243-255.
5. Alcoholgebruik in tijden van corona. N. van Hasselt. Trimbos Instituut 20 juni 2020. https://www.trimbos.nl/actueel/blogs/blog/alcoholgebruik-in-tijden-van-corona

Growing in the face of challenge: What the COVID-19 pandemic can teach us about reducing substance use?

The COVID-19 pandemic has affected everyone in one way or another. These global events can flood us with uncertainty and can challenge our world-views. Naturally, the pandemic has forced us to re-organize our life priorities – health being the number one. Most research about disaster events has focused on the relationship with negative consequences, such as negative emotions, mental health disorders (post-traumatic stress disorder (PTSD), anxiety and depression), and increases in substance use1–3. It can’t be denied that negative consequences are important and should not be overlooked. But is it all there is to it? For example, highly stressful life experiences can also bring a new sense of meaning to life. Could a life-crisis result in a new lifestyle that discourages maladaptive behaviours such as substance use?

nathan-dumlao-mNLymMqX7iE-unsplash3

Posttraumatic growth (PTG) describes the phenomenon in which critical life experiences result in (positive) transformation4,5. This concept does not contradict the hardships of stressful life events; it highlights the potential for positive change that can co-exist in a critical situation. To experience this growth, an individual would have to perceive a threat, an “inflection point”, in which his or her established set of schemas do not longer suffice. It goes beyond returning to a pre-crisis state, but it is about experiencing meaningful development. This idea of growth after stress is very attractive, but you may wonder whether this remains a philosophical suggestion or whether empirical studies can support the growth of vulnerable individuals amid challenging life events.

PTG is a relatively new concept in psychological research. Overall, it can be measured by five domains of growth5: a) gratitude and alteration of life priorities; b) greater relationship quality; c) increases in perception of personal strength; d) acknowledgement of new opportunities; and e) engagement in existential questions. Post-traumatic growth has been explored mainly in connection with general psychological well-being and adjustment after highly stressful life events. Not many studies have looked into the association between the mentioned domains of growth and substance use. However, there are some indications of a relationship between stressful life events, PTG, and a decrease in problematic substance use.

Some research has explored the positive impact of stressful events in substance use in at-risk populations6. For example, qualitative interviews of ex-smokers smoking have described to be “at a critical” point in their lives when they quitted 7. Furthermore, a very large study of 4569 young adults found that experiencing stressful events was associated with decreases in alcohol use mainly for dependent drinkers8. These stressful life events could have acted as a “critical transition point” for them. However, as they did not measure PTG per se, the interpretation remains speculative. Interestingly, a two-year study in adolescents at risk for maladaptive behaviours applied a PTG scale to quantify the relationship between amount of stressful-life events, PTG and substance use6. They did find that higher stressful events were associated with increased substance use in adolescence; however, those who could find positive change in life altering events were more protected against problematic alcohol and cannabis use.

Finally, some preliminary results about general COVID-19 mental health and positive appraisal supports this idea for mental health9. A positive evaluation of these events appears to protect against psychological distress amid the COVID-19 pandemic. Particularly, those who reported that they could learn and change for the better, both personally and as a society, preserved a good mental health during the first weeks of the European Corona lockdown. We still need to determine whether this same mechanism can apply to substance use behaviour specifically for the COVID-19 pandemic, although the described literature does provide some indications.

To summarize, our ability to learn from a specific, life-altering, event may influence how we modify unhealthy patterns (such as decreasing substance use). Yet, this stressful experience may have to provide a critical transition point, and “eye-opening” experiences for those engaged in substance use. It might not be about the accumulation of stressful life events in itself, but about how that particular event has shaken your life views and has presently impacted you. Now it may be your job to find personal meaning in this corona situation and ask yourself some tough questions!

This blog was written by Milagros Rubio (Radboud University) for RAD-blog, the blog about smoking, alcohol, drugs and diet.

References
1. Wu P, Liu X, Fang Y, et al. Alcohol abuse/dependence symptoms among hospital employees exposed to a SARS outbreak. Alcohol Alcohol. 2008;43(6):706-712. doi:10.1093/alcalc/agn073
2. Lau JTF, Yang X, Pang E, Tsui HY, Wong E, Yun KW. SARS-related perceptions in Hong Kong. Emerg Infect Dis. 2005;11(3):417-424. doi:10.3201/eid1103.040675
3. Brooks SK, Webster RK, Smith LE, et al. The psychological impact of quarantine and how to reduce it: rapid review of the evidence. Lancet. 2020;395(10227):912-920. doi:10.1016/S0140-6736(20)30460-8
4. Tedeschi RG, Calhoun LG. The posttraumatic growth inventory: Measuring the positive legacy of trauma. J Trauma Stress. 1996;9(3):455-471. doi:10.1002/jts.2490090305
5. Tedeschi RG, Calhoun LG. Posttraumatic Growth : Conceptual Foundations and Empirical Evidence ” Posttraumatic Growth : A Developmental Perspective. Psychol Inq. 2004;15(1):1-18. doi:10.1207/s15327965pli1501
6. Arpawong TE, Sussman S, Milam JE, et al. Posttraumatic growth, stressful life events, and relationship with substance use behaviors among alternative high school students: a prospective study. Psychol Heal. 2015;30(4):475-494. doi:10.1080/08870446.2014.979171
7. Tsourtos G, Ward PR, Muller R, et al. The importance of resilience and stress to maintaining smoking abstinence and cessation: A qualitative study in Australia with people diagnosed with depression. Heal Soc Care Community. 2011;19(3):299-306. doi:10.1111/j.1365-2524.2010.00973.x
8. Hoyland MA, Latendresse SJ. Stressful life events influence transitions among latent classes of alcohol use. Psychol Addict Behav. 2018;32(7):727-737. doi:10.1037/adb0000412
9. Veer IM, Riepenhausen A, Zerban M, Wackerhagen C, Hajduk M. Mental resilience in the Corona lockdown : First empirical insights from Europe. :1-15.

Na corona nu een middelengebruik pandemie?

Hoewel wetenschappelijk bewijs nog ontbreekt (onderzoek loopt tenslotte per definitie achter de feiten aan) zijn er aanwijzingen dat de coronacrisis impact heeft op ons rook- en drinkgedrag. Er zijn twee mogelijke scenario’s: 1) we gebruiken minder omdat we ons minder vaak in sociale situaties bevinden waarin we voorheen rookten en dronken, of 2) we gebruiken meer omdat we meer stress en verveling ervaren die we te lijf gaan met alcohol en tabak. Aangezien dit tegengestelde processen zijn zou je netto geen toename moeten zien in middelengebruik; en inderdaad laten de verkoopcijfers van tabak en alcohol geen duidelijke trend in één richting zien.

Niks om je zorgen over te maken dus? Misschien toch wel, als je bedenkt dat ook matig gebruik van tabak en alcohol je immuunsysteem aantasten. Ook is het waarschijnlijk dat er groepen zijn die substantieel meer gaan gebruiken. Tijdens de SARS-epidemie constateerden wetenschappers bijvoorbeeld een toename in alcoholmisbruik en –afhankelijkheid onder het ziekenhuispersoneel dat onder grote druk stond1. Ook na een ander groot collectief trauma, namelijk de aanslag op het WTC in New York in 2001, was er een toename in het aantal mensen dat grote hoeveelheden alcohol in één keer dronk.2 Ondanks dat er minder gegevens beschikbaar zijn over het effect van crisis op rookgedrag, is het plausibel dat in ieder geval een deel van de (ex-)rokers meer gaat roken in crisisperiodes, aangezien stress geassocieerd is met roken3.

De wetenschappelijke literatuur beschrijft een aantal processen die waarschijnlijk ten grondslag liggen aan deze relatie tussen stress en middelengebruik. Ten eerste kun je genetisch kwetsbaar zijn voor middelengebruik, en stressvolle gebeurtenissen kunnen die kwetsbaarheid ‘triggeren’. Ook het beloningssysteem in het brein speelt daarbij een rol; alcohol heeft bijvoorbeeld invloed op hoe stress wordt verwerkt in de hersenen4. Ten tweede speelt de uitputting van wilskracht een belangrijke rol. Als je je wilskracht vergelijkt met een spier, kun je je voorstellen dat die op gegeven moment moe wordt als je teveel wilskracht moet aanwenden in je dagelijks leven5, bijvoorbeeld om je aan de quarantaine voorschriften te houden. Een alternatief idee is dat stress leidt tot verschuivingen in motivatie, aandacht, en emotie waardoor je minder geneigd ben tot dingen die je moet doen, en meer geneigd bent tot dingen die je wilt doen, zoals hieronder weergegeven6.

7-5_zelfcontrole_modelMaar: er is ook goed nieuws. In de theoretische modellen over wilskracht en zelfcontrole is herstel een belangrijke component. Als stress afneemt zal de wilskracht vanzelf weer opladen, net zoals spieren herstellen na inspanning. Ook kun je je voorstellen dat veranderingen in de situatie vanzelf de raderen van motivatie, emotie, en aandacht weer de andere kant op zullen draaien. Met andere woorden: veel van de mensen die nu een toename laten zien in rook- en drinkgedrag zullen dat zelfstandig weer terug weten te brengen als de coronacrisis onder controle is. De boodschap die we van zoveel kanten horen en ook nu weer geldt is dan: houd vol en houd moed.

Deze blog werd geschreven door Joëlle Pasman (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Wu, P., Liu, X., Fang, Y., Fan, B., Fuller, C. J., Guan, Z., … & Litvak, I. J. (2008). Alcohol abuse/dependence symptoms among hospital employees exposed to a SARS outbreak. Alcohol & Alcoholism, 43(6), 706-712.
2. Welch, A. E., Caramanica, K., Maslow, C. B., Cone, J. E., Farfel, M. R., Keyes, K. M., … & Hasin, D. S. (2014). Frequent binge drinking five to six years after exposure to 9/11: findings from the World Trade Center Health Registry. Drug and Alcohol Dependence, 140, 1-7.
3. Finkelstein, D. M., Kubzansky, L. D., & Goodman, E. (2006). Social status, stress, and adolescent smoking. Journal of Adolescent Health, 39(5), 678-685.
4. Wand G. (2008). The influence of stress on the transition from drug use to addiction. Alcohol Research & Health: The Journal of the National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism, 31(2), 119–136.
5. Muraven, M., & Baumeister, R. F. (2000). Self-regulation and depletion of limited resources: Does self-control resemble a muscle?. Psychological Bulletin, 126(2), 247.
6. Inzlicht, M., Schmeichel, B. J., & Macrae, C. N. (2014). Why self-control seems (but may not be) limited. Trends in Cognitive Sciences, 18(3), 127-133.

Waarom drink jij? – en waarom drinkmotieven belangrijk zijn, juist nu

De motivatie om een glas alcohol te drinken is belangrijk om te kunnen bevatten waarom we überhaupt een glas wijn of een biertje drinken. Het motivationele model van alcoholgebruik beschrijft dat we drinken omdat we een verandering willen in hoe we ons voelen.1 Motieven of redenen waarom we drinken worden verdeeld op basis van 1) een toename in positieve emoties en een afname van negatieve emoties en 2) interne veranderingen (bijvoorbeeld jezelf beter voelen) en externe veranderingen (bijvoorbeeld dat je mee kan doen met je vrienden). Dit resulteert breed genomen in vier motieven om te drinken.2

1) Sociaal drinken. Het meeste onderzoek over drinkmotieven is gedaan onder adolescenten en jongvolwassenen. Een terugkerend resultaat onder verschillende leeftijden en culturen is dat jongeren en jongvolwassen vooral drinken uit sociale beweegredenen, het sociale motief. Denk hierbij aan het idee dat feestjes gezelliger worden of uitgaan leuker wordt door te drinken. Sociaal drinken gaat er dus om dat de tijd die je doorbrengt met vrienden leuker wordt.

2) Drinken om je  ‘aan te passen’ aan anderen, ook wel het conformiteitsmotief genoemd. Het gaat erom dat mensen drinken omdat de mensen om hun heen het ook doen – en om erbij te horen. Mensen die om deze reden drinken, drinken veelal matig, omdat zij vaak een klein slokje drinken omdat ‘het zo hoort’. Denk bijvoorbeeld aan een klein slokje champagne tijdens het inluiden van het nieuwe jaar.

3) Drinken om de roes te voelen, het enhancement motief. Hierbij drinken mensen voor de lol die alcohol hun brengt. Denk bijvoorbeeld aan dat je drinkt om meer energie te krijgen, of dat je drinkt om het rozige effect van alcohol te voelen. Dit motief wordt vaak in verband gebracht bij mensen met extroverte en impulsieve persoonskenmerken – en bij mensen die sensatie zoeken. Dit motief is vaak in verband gebracht met zwaar drinken, net als het volgende motief.

4) Drinken om problemen te vergeten, ook wel het copingmotief genoemd. Mensen drinken dan alcohol om om te gaan met moeilijkheden in het leven doordat zij  bijvoorbeeld angstige of  depressieve gevolens hebben. Alcohol wordt hierbij gebruikt als ‘zelfmedicatie’ en zorgt voor een tijdelijke verlichting. Ondanks dat dit effectief wordt bevonden op de korte termijn, kan dit juist de problemen die aan het alcoholgebruik ten grondslag liggen in stand houden of verergeren. De problemen bestaan immers nog wanneer je de volgende dag opstaat.

Maar wat zegt dit?
Het motivationele model is ontwikkeld om de motieven van zware drinkers te ontdekken, evenals het verklaren van alcoholgebruik van verschillende type drinkers.3 Een kanttekening hierbij is dat onderzoek naar motieven vooral gebaseerd is op het alcoholgebruik onder adolescenten en jongvolwassenen.4 Drinkmotieven worden in de klinische praktijk gebruikt om interventies beter aan te laten sluiten op het achterliggende motief van het alcoholgebruik van iemand. Daarnaast kunnen motieven je eigen alcoholgebruik verklaren. Bijvoorbeeld door de volgende keer voordat dat je een biertje of wijntje drinkt jezelf de vraag te stellen: “waarom doe ik dit eigenlijk?”.

radblog koen foto

Waarom zijn drinkmotieven juist nu belangrijk?
Het is interessant om te bedenken hoe – ten tijde van corona- de bovenstaande drinkmotieven (of type drinkers) meer of minder van toepassing zijn. Omdat de meerderheid van ons nu in sociale isolatie zitten, zal sociaal drinken buitenshuis minder vaak voorkomen, wellicht uitgezonderd van de online borrelsessies onder vrienden. Ook kan het nu erg verleidelijk zijn om een extra glas te pakken om de stress te vergeten (coping drinkmotief). Wanneer je je bijvoorbeeld realiseert dat je drinkt vanwege het verlichten van stress, of voor het verminderen van verveling bestaat de kans dat je sneller en vaker een glas pakt.

Ten slotte wordt er in deze periode door verschillende gezondheidsinstanties, kennisinstituten en media opgeroepen tot het bewustzijn rondom verslavende middelen zoals drugs, tabak en alcohol. Klik op de links voor praktische tips.

Deze blog werd geschreven door Koen Smit (La Trobe University / Trimbos Instituut / Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Cox, W. M., & Klinger, E. (1990). Incentive motivation, affective change, and alcohol use: A model. In W. M. Cox (Ed.), Why people drink. Parameters of alcohol as a reinforcer (pp. 291 – 314). New York: Gardner Press.
2. Cooper, M. L. (1994). Motivations for alcohol use among adolescents: Development and validation of a four-factor model. Psychological Assessment, 6, 117–128.
3. Cooper, M. L., Kuntsche, E., Levitt, A., Barber, L. L, & Wolf, S. (2016). Motivational models of substance use: A review of theory and research on motives for using alcohol, marijuana, and tobacco. In K. J. Sher (Ed.), ​The Oxford handbook of substance use and substance use disorders (p. 375–421). Oxford University Press.
4. Kuntsche, E., Knibbe, R., Gmel, G., & Engels, R. (2005). Why do young people drink? A review of drinking motives. Clinical psychology review25(7), 841-861.

Hoe betrek je ouders bij gezondheidsinterventies?

Gezondheidsinterventies zijn enkel effectief als ze de doelgroep bereiken waarvoor de interventie ontwikkeld is. Interventies voor jeugd betrekken vaak (ook) ouders in hun doelgroep. Zij zijn immers degenen die de gezondheid van hun kind monitoren en vormen via hun opvoeding en voorbeeldgedrag. Desalniettemin is de ouderbetrokkenheid bij gezondheidsbevorderingsprogramma’s over het algemeen laag.1,2 Het achterhalen van succesfactoren voor het bereiken en betrekken van ouders is daarom een cruciaal onderdeel in het ontwikkelen van effectieve interventies. In deze blog delen we onze inzichten over het stimuleren van ouderbetrokkenheid vanuit een recente themabijeenkomst waarbij professionals werkzaam bij universiteiten, hogescholen en gezondheidsinstellingen (zoals GGD’s en het Voedingscentrum) aanwezig waren.

RAD-blog_Levie

Wat werkt?
Een eerste stap in het succesvol bereiken van ouders is het inhaken bij problemen of behoeften die zij ervaren. Niet voor niets is de needs assessment van de doelgroep het uitgangspunt voor interventieontwikkeling volgens het Intervention Mapping Protocol.3 Het moet voor ouders duidelijk zijn wat zij uit de interventie kunnen halen. Zet bij het benaderen van ouders de persoonlijke relevantie voor het interventieprogramma daarom centraal. Bij preventieve interventies kan het inhaken bij ervaren problemen een uitdaging zijn, omdat je ouders moet motiveren voor deelname aan een interventie voor een probleem dat nog niet bestaat.1,4 Zeker in dat geval kan het helpen om in de interventie te focussen op plezier tussen ouder en kind. Maak meedoen leuk en gezellig en faciliteer waar mogelijk dat zowel ouders als kinderen actief meedoen aan het interventieprogramma. Voorbeelden zijn samen dansen en zingen (met peuters) en gezamenlijke beweegchallenges met het gezin (bij kinderen op de basisschool). Maak meedoen bovendien gemakkelijk en toegankelijk. Zorg ervoor dat werving- en interventiematerialen naast aansprekend, ook eenvoudig te begrijpen zijn. Zo wordt het mogelijk ook ouders uit kwetsbare groepen bij de interventie te betrekken. Het zijn namelijk vaak de risicofactoren voor gezondheidsproblematiek (o.a. een lage sociaaleconomische positie en laaggeletterdheid) die samenhangen met een verlaagde kans dat ouders participeren in interventieprogramma’s. 2 Wat betreft toegankelijkheid kan het helpen om gebruik te maken van momenten waarop ouders toch al aanwezig moeten zijn voor (of met) hun kind. Denk hierbij aan ouderavonden, informatiebijeenkomsten en controleafspraken, waarin informatie specifiek voor dat moment wordt gekoppeld met informatie uit de interventie. Dit sluit tevens aan bij ons laatste inzicht: zoek aansluiting bij bestaande structuren. Bed de interventie in bij erkende programma’s of breng deze onder bij voor ouders bekende organisaties. Liefst zijn vanuit deze structuren personen beschikbaar die voldoende tijd hebben om zich in te zetten voor ouderbetrokkenheid en al in contact staan met ouders: zogenoemde sleutelfiguren. Denk bijvoorbeeld aan pedagogisch medewerkers indien de interventie plaatsvindt op de kinderopvang. Of leerkrachten en mentoren wanneer het gaat om een interventie op school. Vanuit hun band met ouders beschikken sleutelfiguren over kennis van de gezinssituatie en kunnen daardoor effectief inhaken bij de problemen of behoeften die de ouder ervaart.

Tot slot
Uit recent onderzoek bleek dat het aansluiten bij bestaande structuren in combinatie met focussen op spel en plezier een effectieve manier was om te zorgen dat ouders zich opgaven voor een opvoedinterventie.5  In hoeverre deze factoren er ook aan bijdragen dat ouders mee blijven doen met het programma en er wat van leren, moet apart worden bekeken. De factoren die ervoor zorgen dat ouders zich opgeven (‘enrollment’) zijn namelijk niet per definitie dezelfde als de factoren die ervoor zorgen dat zij gedurende het programma blijven participeren (‘retention’) en dat zij hetgeen ze in de interventie geleerd hebben ook daadwerkelijk toepassen in het dagelijks leven (‘involvement’).5 Interventies die meer ouders bij hun programma willen gaan betrekken doen er daarom goed aan om hierin onderscheid te maken in de verschillende facetten van ouderbetrokkenheid.

Deze blog werd geschreven door Levie Karssen (junior onderzoeker aan de Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties
1. Garvey, C., Julion, W., Fogg, L., Kratovil, A., & Gross, D. (2006). Measuring participation in a prevention trial with parents of young children. Research in Nursing & Health, 29, 212–222. https://doi. org/10.1002/nur.20127
2. Axford, N., Lehtonen, M., Kaoukji, D., Tobin, K., & Berry, V. (2012). Engaging parents in parenting programs: Lessons from research and practice. Children and Youth Services Review, 34, 2061–2071. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.202.06.011.
3. Eldredge, L. K. B., Markham, C. M., Ruiter, R. A., Fernández, M. E., Kok, G., & Parcel, G. S. (2016). Planning health promotion programs: an intervention mapping approach. John Wiley & Sons.
4. Whittaker, K. A., & Cowley, S. (2010). An effective programme is not enough: A review of factors associated with poor attendance and engagement with parenting support programmes. Children and Society, 26, 138–149. https://doi.org/10.1111/j.1099-0860.2010. 00333.x
5. Hackworth, N. J., Matthews, J., Westrupp, E. M., Nguyen, C., Phan, T., Scicluna, A., … & Nicholson, J. M. (2018). What influences parental engagement in early intervention? Parent, program and community predictors of enrolment, retention and involvement. Prevention Science19(7), 880-893. https://doi.org/10.1007/s11121-018-0897-2